Herstel melkveehouders noorden beter dan zuiden

Dat blijkt uit voorlopige cijfers van de Landbouwtelling van het CBS die vrijdag zijn gepubliceerd. Sinds 2016 besloten 76 Groningse, 181 Friese en 107 Drentse melkveehouders hun bedrijf te beeïndigen. In die periode gaven in Noord-Brabant (347), Gelderland (321), Overijssel (245) en Zuid-Holland (216) beduidend meer melkveehouders er de brui aan.

Het totale aantal melkveehouders daalde met 9,2 procent naar 16.256 dit jaar. Nederland telt nu 1.576.813 melkkoeien, 9,6 procent minder dan drie jaar geleden. De krimp van de melkveehouderij wordt veroorzaakt door de invoering van het fosfaatrechtstelsel. Opvallend is ook de krimp van 30 procent in de jongveestapel.

Klein plusje

Bij de overgebleven melkveehouders verloopt het herstel in het noorden van het land sneller dan in het zuiden, constateert landbouweconoom Cor Pierik van het CBS. ‘Gemiddeld ligt het aantal melkkoeien weer op 97 per bedrijf. Dat is hetzelfde niveau als in 2016. In het noorden is daarin zelfs een klein plusje te zien. Melkveehouders in het zuiden blijven hierbij achter.’

Volgens Pierik heeft dit te maken met het geringe ontwikkelingsperspectief van boeren in het zuiden. ‘In veedichte gebieden passen veehouders meer op hun tellen.’

Fosfaatrechten

Wil Meulenbroeks, LTO-vakgroepvoorzitter Melkveehouderij, stelt dat de vooruitzichten in het zuiden minder zijn. ‘De twee droge zomers achter elkaar spelen ook een rol. Melkveehouders in het oosten en zuiden moesten voer bijkopen. Dat drukt op de financiële reserves. Daardoor zijn zij minder in staat geweest om fosfaatrechten bij te kopen. In Zuid-Holland is de druk op bedrijven door allerlei bouwprojecten gigantisch.’